Een pdf-versie van deze column vind je hier
In het begin van mijn carrière als lichaamsgericht psychotherapeut kreeg ik een cliënt in begeleiding met chronische hoofdpijnklachten. Uiteraard werkte ik met alles wat ik geleerd had, vooral op zoek naar stressfactoren en het verminderen daarvan. Totdat ik bij toeval ontdekte dat deze cliënt nagenoeg direct onder een hoogspanningsleiding woonde. Mijn cliënt was zich er niet van bewust dat dit wel eens invloed zou kunnen hebben. In mijn herinnering is dit de eerste keer dat ik me realiseerde dat lichaamsgerichte psychotherapie, hoe effectief ook, niet op alle kwalen een antwoord was. Mijn eerste les in bescheidenheid, zou je kunnen zeggen.
Ik zat in een patroon dat beginnend therapeuten vaker hebben, een manier van denken die je monocausaal zou kunnen noemen. Voorbeelden daarvan zijn: ‘Je lichaam weet het’, ‘Je bent wat je eet’, ‘Alles is energie’, ‘Laat je angst los’. Een van de redenen om zo te denken, is dat de methode waarin je je verdiept hebt en mee bent gaan werken in veel gevallen jou zo goed geholpen heeft. In iedere hulpverlener zit een prediker, een missionaris, die overtuigd is van de mogelijkheid tot heling volgens de eigen methodiek. Daar zit een mooie kant aan, alleen al omdat uit onderzoek blijkt dat één van de werkzame bestanddelen binnen therapie het enthousiasme van de behandelaar voor de eigen behandeling is. Het overbrengen van dit enthousiasme op de cliënt bevordert aantoonbaar de genezing. Maar tegelijkertijd is het een valkuil, omdat het ons blind kan maken voor andere dan de ons bekende helende factoren.
Ook cliënten zelf neigen vaak naar monocausaal denken, komen soms al met een eigen overtuiging wat zou kunnen helpen, of vragen van jou als behandelaar een sluitende verklaring voor het ziektebeeld. Zoals cliënten soms zeggen: ‘Ik heb pijn in mijn hartstreek, maar ik weet dat het niet echt mijn hart is’. Met andere woorden: ‘Ik weet dat het tussen mijn oren zit’. Mijn wedervraag is dan altijd: ‘Ben je al naar een dokter geweest om ernaar te laten kijken?’ Of de cliënt die een ernstige ziekte heeft en daar middels opstellingenwerk heling voor zoekt. Dan voel ik me verplicht te melden dat opstellingenwerk wel zaken aan het licht kan brengen en in die zin kan bijdragen aan heling, maar niet de genezing voor een specifiek ziektebeeld kan brengen. Soms hebben we de taak de cliënt tegen zichzelf te beschermen.
‘een behandelaar is nooit even kundig op alle lagen
waarop een probleem zich af kan spelen’
We zijn complexe wezens en worden voortdurend door een veelheid aan factoren beïnvloed. We leven tegelijkertijd in een fysieke, een relationele en een spirituele werkelijkheid. Het probleem waar mijn cliënt heling voor zoekt kan zich op een of meerdere van deze lagen afspelen. En ik ben nooit even kundig op alle lagen tegelijkertijd. Ik herinner me een andere, al wat oudere, cliënt die plotseling heel angstig was geworden. Na een paar sessies lichaamsgerichte psychotherapie opperde ik de mogelijkheid van een neurologisch probleem. Uit onderzoek werd vervolgens progressieve afasie vastgesteld, ook wel taaldementie genoemd. Dat vraagt een heel andere behandeling dan ik te bieden heb.
Zelf ben ik altijd in begeleiding bij minstens twee mensen, een natuurarts en een therapeut/supervisor. Dat raad ik mijn cliënten tegenwoordig in de meeste gevallen ook aan. Naast de psychotherapeutische benadering iemand die werkt met de fysieke balans. Ook voor mijn cliënten is het heel gezond als ze ervaren dat ik niet alles kan weten.
Gepubliceerd nov/dec 2019 | VAKBLAD NATUURLIJKE & INTEGRALE GEZONDHEIDSZORG | www.vnig.nl
0 reacties