Een pdf-versie van deze column vind je hier
Onlangs maakte een van onze trainers, die met thema’s rond seksuele ontwikkeling werkt, in een lezing een interessante vergelijking: ‘We leren stap voor stap fietsen totdat we het zelfstandig kunnen, maar we worden niet of nauwelijks voorbereid op de eerste keer vrijen. Alsof we daarin op de fiets gezet worden en een flinke duw krijgen; zie maar hoe je het jezelf leert.’ Geen wonder dat seksualiteit omgeven is met zoveel schaamte.
Seksualiteit gaat vanaf de puberteit een belangrijke rol spelen in je leven, voelt als heel kwetsbaar, en tegelijkertijd word je verondersteld het grotendeels zelf uit te vinden. Als je van je fiets valt, word je opgeraapt, getroost en gestimuleerd het opnieuw te proberen. Als je eerste vrijpartij voor jouw gevoel een mislukking was, slaat het vaak alleen maar naar binnen.
Dat was ook mijn ervaring bij mijn eerste echte vrijpartij. Ik had het gevoel dat ik er niets van gebakken had en deed daarna maar alsof ik in slaap was gevallen. Ik durfde haar niet aan te kijken, het gevoel ernstig gefaald te hebben. Nu daarop terugkijkend, had ik gefaald ten opzichte van een zelfgecreëerd beeld. Dat beeld was een combinatie van romantiek en passie, samengesteld uit wat ik ooit gezien, gehoord, opgevangen had. De praktijk voelde in vergelijking daarmee vreselijk onhandig en klungelig aan. We hebben er daarna ook niet meer over gesproken.
‘de schaamte rond mijn eigen seksualiteit begon daarmee te verdampen’
Veel later belandde ik in een ‘vrije’ commune. Iedereen was vrij om met ieder ander te vrijen. Voor mij een enorme leerschool; ik ontdekte dat er niet één manier van vrijen bestond. De verschillende personen en de verschillende momenten leidden iedere keer tot een andere seksuele uitwisseling. Bovendien werd er open met elkaar over gesproken. In die tijd leerde ik dat seksualiteit begint vanuit het contact en de intieme verbinding. De schaamte rond mijn eigen seksualiteit begon daarmee te verdampen.
Deze ‘vrijheid’ had ook een sterke schaduwkant. We waren zo intens bezig met alle relaties dat het steeds meer naar binnen gericht werd, een soort van collectief navelstaren. Daaruit ontstond vervolgens een soort van collectief narcisme; wij zijn de voorlopers van een nieuwe cultuur, wij onderscheiden ons, kijk naar ons. Uiteindelijk hield dat geen stand en viel de commune uit elkaar. Maar ik had het experiment niet willen missen.
Onze cultuur is gebouwd op monogamie. Dat is niet altijd zo geweest. Monogamie is in de geschiedenis pas ontstaan in het verlengde van materiële bezitsvorming en daarmee het erfrecht. Op dat moment werd het belangrijk dat ook de man wist welke kinderen van hem waren, zodat deze kinderen zijn bezit konden erven. Het is dus niet toevallig dat ‘bezitterigheid’ een belangrijk aspect is binnen onze seksuele cultuur. Ook in de commune lukte het niet deze ‘bezitterigheid’ in de vorm van jaloezie te overstijgen.
Terugkijkend ben ik vooral blij dat ik steeds weer kansen heb benut of zelf heb gecreëerd. Het voelt als een weg van vallen en weer opkrabbelen. Inmiddels ben ik diep gelukkig in een monogame relatie waarin we meer en meer aspecten van elkaar blijven ontdekken, daarin grotendeels de schaamte voorbij. Het voordeel van een monogame relatie is dan toch dat je samen de diepte van de intimiteit ingaat, in tegenstelling tot het ‘free floating’ in de commune. Dat heeft mijn zoektocht en daarin blijven bewegen in ieder geval opgeleverd.
Gepubliceerd mei/jun 2019 | VAKBLAD NATUURLIJKE & INTEGRALE GEZONDHEIDSZORG | www.vnig.nl
0 reacties