Een pdf-versie van deze column vind je hier
Toen ik eind juni weer startte met het live ontvangen van cliënten overviel me een heel vervreemdende ervaring. Ik betrapte me erop dat ik onwillekeurig aan het kijken was waar de cliënt zijn handen liet, wat hij aanraakte en daarmee eventueel besmette met het virus. De cliënt was voor mij de ‘onzichtbare vijand’ geworden waar we het in het verband van corona zo vaak over hebben. Toen ik dit in mezelf had opgemerkt, kon ik mijn aandacht gelukkig weer verleggen naar de cliënt zelf.
Dit zegt mij iets over de dehumanisering waar we in terecht dreigen te komen in deze tijden van corona, in het bijzonder in relatie tot onze cliënten. Wat ik heb ervaren, is dat met name het contact van mens tot mens in het gedrang komt. Ook live worden de cliënt en ik geacht 1,5 meter afstand te houden en schuifelen we daarbij regelmatig wat onhandig langs elkaar heen. En hoe ga ik me voelen over mijn cliënt als ik geacht word als hij of zij weg is alle ‘aanraakvlakken’ te ontsmetten? Of als cliëntcontacten ineens blijvend zijn gereduceerd tot beeldbellen? Juist in onze benadering van ziekte en gezondheid, waarin we de hele mens als uitgangspunt nemen, voelt dat als een enorme verarming. Zoals een collega onlangs hartstochtelijk uitriep: ‘Ik ben nu wel klaar met al die hoofden en schouders!’
Er was, en is nog steeds, veel onduidelijkheid hoe te handelen in deze situatie, tenzij je strak de regels toepast die door de overheid gesteld zijn en vervolgens door de diverse beroepsverenigingen werden vertaald in protocollen. Er lijkt inmiddels een tweedeling te zijn ontstaan van behandelaars die strikt naar de regels en protocollen luisteren en behandelaars die de regels en protocollen voor kennisgeving aannemen en vervolgens luisteren naar wat zij in relatie tot de cliënt acceptabel vinden. Zo ontstond binnen onze beroepsvereniging op een gegeven moment een discussie over de klantonvriendelijkheid van de triage. Moet je nu werkelijk iedere keer een paar dagen voor de volgende behandeling je cliënt opnieuw alle vragen per email stellen die zouden kunnen duiden op een gevaar van besmetting? Een standpunt dat door velen gedeeld leek te worden, is dat je mag aannemen dat het voor de cliënt toch onderhand wel helder is wanneer hij of zij wel of niet kan komen.
‘mijn dilemma is dan of ik op dat moment
naar mijn hoofd luister of naar mijn hart’
In het ‘nieuwe normaal’ lijken we gevraagd te worden om ‘verstandig’ te zijn, de regels als een mantra in ons hoofd te prenten en daar vervolgens naar te luisteren. Maar we zijn nu eenmaal sociale wezens, voor wie het onnatuurlijk is om fysieke afstand te houden en helemaal niet aan te raken. Een van mijn cliënten, die al langer bij me komt, vroeg laatst zowel aan het begin als aan het eind van de sessie of er toch niet een knuffel af kon. Mijn dilemma is dan of ik op dat moment naar mijn hoofd luister of naar mijn hart. Het weigeren van een knuffel zal voor mij nooit als normaal gaan voelen. Zoals ook Grapperhaus afgelopen zomer heeft moeten ervaren op zijn eigen bruiloft. Het enige wat de man verweten kan worden, is dat hij in die situatie zijn hart heeft laten spreken; niet vreemd bij het vieren van een liefdesverbintenis. Het heeft me dan ook zeer verbaasd dat dit in de hele discussie door niemand is benoemd als menselijk, begrijpelijk en vergeeflijk.
Gepubliceerd jan/feb 2021| VAKBLAD NATUURLIJKE & INTEGRALE GEZONDHEIDSZORG | www.vnig.nl
0 reacties